Ludwig Volbeda
Tilt
Ludwig Volbeda (1990) is illustrator en schrijver. Hij maakt illustraties voor kinderboeken, tekent wekelijks voor De Groene Amsterdammer en vult graag zijn schetsboeken en muren met kleine tekeningen en korte verhalen. Voor zijn debuut als auteur, de jeugdroman Oever, ontving hij in 2025 de Woutertje Pieterse Prijs.
Lees hieronder de brief van Ludwig Volbeda, aan Dimitri. Heb je inspiratie gevonden om zelf een brief te schrijven? Dat kan in het leeskabinet op de eerste verdieping in Clublokaal.
Beste Dimitri,
Het is 2004. Ons gezin zit op een terras te eten. We kijken uit op een wit kerkje, beroemd om een schilderij dat er niet meer is.
Volgens de schrijver Myrivilis woonde er ooit een kapitein in het kerkje. Op een ochtend stapte hij in een bootje, sneed de ankerlijn door, en verdween. In het kerkje liet hij een beeltenis achter, van een vrouw met een stralenkrans. Onder haar navel gaat haar huid over in schubben. Een heilige zeemeermin, de Madonna met de vissenstaart.
Ik ben veertien jaar, in jouw dorp, en zit in de schaduw van een moerbeiboom. Er is iets niet goed. Ik ben bang uit losse delen te bestaan. Zoals de zeemeerminnen in rariteitenkabinetten, gemaakt van aan elkaar genaaide vissen en aapjes, één deel vis en één deel aap, zo ben ik één deel mens en één deel vraagteken.
Misschien ben je voorbijgelopen. Het zou kunnen, het is tenslotte jouw dorp. Als we elkaar hadden ontmoet, had jij dan dat vraagteken in een uitroepteken kunnen veranderen?
Droeg jij al parels toen? Of leefden je ouders nog?
Ik zou vast de weg naar mijn mond niet hebben gevonden, maar anders had ik je naam gevraagd. Dimitri, zou je hebben geantwoord. En, ja, wat anders, Dimitra? Het maakt niet uit, een roos is altijd een roos, hoe je haar ook noemt.
De zee is hier twaalf kilometer breed, voor distelvlinders is het een kwartier vliegen. Voor mensen is de oversteek moeilijker, ze kunnen blijven steken tussen vertrek en aankomst. Herkende jij dat, toen je na jaren terugkeerde naar je dorp? Ik kan het je niet meer vragen. Deze brief zou niet de zee moeten oversteken, maar de Styx.
Ik kan je niet vragen hoe je je hoofd zo opgeheven hield, waarom je tussen foto’s woonde van mensen die je niet meer sprak, of kleiner, hoe je je koffie graag dronk, of je liever naar kerkje op de rots ging, of naar dat van Sikaminéas op de berg, de kerk van de heilige Fotini.
Het schijnt dat zij, Fotini, in een klooster op Athos wordt bewaard. Vrouwen zijn daar strikt verboden, maar blijkbaar mogen ze wel in stukjes het schiereiland op, want naast de middenvoetsbeentjes van Anastasia van Rome ligt een fragment van het hoofd van de heilige Fotini.
Terwijl ik dat las vroeg ik me af, wat is een fragment van een hoofd?
Dimitri, ik geef je een fragment van mijn hoofd.
Ik geef je een droom.
Nacht
Een visser slaapt op zijn boot. Een octopus slaapt tussen de rotsen van de baai. Hij droomt. Een octopus die droomt verandert van kleur en textuur, het ene moment lijkt hij van zand gemaakt, het andere moment van koraal, alsof zijn dromen op zijn huid geprojecteerd worden.
De wind trekt de kou van de zee over het kiezelstrand, via de schoorstenen de huizen in.
Jongeren worden wakker geblazen.
Hun oogwit glimt in het donker.
Ze plannen een inbraak.
Moge de Madonna met de vissenstaart de mensen beschermen, schreef Myrivilis.
Waarom viel jij niet onder haar bescherming?
Waarom bleef de Allerheiligenbel, die zou luiden bij nood, stil?
Iets of iemand blaast in het kerkje de laatste kaars uit.
Het belooft een vreselijke nacht te worden.
Tot het wonder.
Het begint met dat iemand naar de kapel gaat om een kaars opnieuw aan te steken, voor jou. Wie het is maakt niet uit, misschien is er één visser in het dorp die niet nijdig maar benijdend naar je heeft gekeken, die soms vluchtig zijn visnet over zijn benen drapeerde, om te voelen hoe dat is.
Wie het kaarsje ook aanstak, de Madonna met de vissenstaart geeft eindelijk antwoord.
Want, als in jouw woonkamer indringers staan, als hun blikken over de foto’s gaan, begint er zachtjes iets te ratelen.
De iconen. Ze trillen in hun lijstjes. Water sijpelt uit de schilderijen van zeemeerminnen, de houten schepen in hun handen beginnen te kraken.
De cd-speler springt aan.
De indringers huiveren, ze proberen dapper te zijn, waarbij dapper misschien een ander woord is voor wreed, hoewel je moet oppassen om zo over kinderen en jongeren te schrijven, want ze zijn als de dromende octopussen in de baai, die niet kunnen kiezen welke textuur hun huid krijgt.
Fluisterend zetten ze de cd-speler uit. Het plan was om lol te trappen, op de stoelen te springen, maar in plaats daarvan sluipen ze door naar jouw slaapkamer.
Daar worden ze, eindelijk, bang.
Ze zijn verbijsterd door de gloed die over jou ligt. Misschien zijn we het gewend onszelf op te vouwen, in onszelf opgerold te liggen als in een slakkenhuisje. Maar hier ligt iemand die zich volledig heeft uitgestrekt, licht geeft voorbij de randen van haar huid.
Ze kijken naar je gezicht.
Alle haartjes op hun armen gaan overeind staan, als kleine kompasnaaldjes die naar de deur wijzen. Op hun tenen sluipen ze weer weg, het huis uit, naar hun eigen bed. Daar denken ze aan een toekomst waarin ze zich ook kunnen uitstrekken, waarin ze niet alleen in fragmenten hoeven te bestaan, hoe mooi dat zou zijn.
Het is ochtend, Dimitri.
Je hebt goed geslapen. Wel een beetje vreemd gedroomd, over je moeder en over zeemeerminnen. Je staat op om boodschappen te doen.
Je blijft nog lang in het dorp wonen, in mijn hoofd word je er oud.
Jongeren komen langs. Nu kloppen ze gewoon aan, of ze zoeken je op de pier. Ze luisteren graag naar je, naar hoe de lucht verandert door je stem, zoals handen die warm worden als je ze over elkaar wrijft. Je bent toch een soort moeder geworden, wat je zo graag wilde.
Op een dag, na je honderdste verjaardag, ga je naar het kerkje op de rots.
Voordat je de ankerlijn van een bootje doorsnijdt, laat je iets achter in de kapel.
Op de plek van de verdwenen zeemeermin staat een lijstje met een foto.
Rode jurk, blauwe lucht, witte bloem in je haar.
Het dorp zal zeggen,
Eerst hadden we de zeemeermin, en later kwam zij.
De nieuwe Madonna van Skála Sikaminéas ,
Want, Dimitri, dat ben jij.